rapsode
Nederlands
Woordafbreking
- rap·so·de
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rapsode | rapsoden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
rapsode m [2]
- (muziek) rondtrekkende zanger
- 'Dossier H' van Kadare aan een filmregisseur; een geramsjt kleinood waarin twee Amerikanen in de jaren dertig met een reusachtige magnetofoon de bergen van Albanië intrekken om de stemmen van de laatste rapsoden vast te leggen en zo het raadsel van Homerus op te lossen. Aan Luc Pien als ode aan het epische dat verdwijnt en aan de vriendschap die eeuwig is. [3]
- Het is proza dat vanaf de eerste zin als een rapsode op je afkomt, een oud-Griekse troubadour, inderdaad, gewoon aan het met taal en verhalen overweldigen van zelfs het minst geïnteresseerde gehoor. [4]
Gangbaarheid
- Het woord rapsode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rapsode' herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- rapsode op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 22 DECEMBER 2006 Lieven De Cauter
- NRC Michaël Zeeman 26 oktober 2007
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.