protocol

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·to·col
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘akte(n)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord protocol protocollen
protocols
verkleinwoord protocolletje protocolletjes

Zelfstandig naamwoord

protocol o

  1. geheel van voorschriften en afspraken in de internationale diplomatieke omgang
  2. (informatica) geheel van regels en afspraken voor het uitwisselen van gegevens tussen verschillende computers in netwerken
  3. geheel van regels en afspraken voor het uitvoeren van een procedure of meting
Synoniemen
Hyponiemen
  • auditprotocol
  • behandelingsprotocol
  • behandelprotocol
  • beproevingsprotocol
  • monitoringsprotocol
  • onderzoeksprotocol
  • pestprotocol
  • pijnprotocol
  • proefprotocol
  • proefvaartprotocol
  • samenwerkingsprotocol
  • selectieprotocol
  • slotprotocol
  • suikerprotocol
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord protocol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.