prijzengeld
Nederlands
Woordafbreking
- prij·zen·geld
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van prijs en geld met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prijzengeld | prijzengelden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
prijzengeld o
- het totaal aan geldprijzen dat men kan winnen in een tournooi of wedstrijd
- Het prijzengeld was dermate hoog dat er een sterk deelnemersveld kon worden gecontracteerd.
- Indicatief voor de Dafne Schippers van 2016 is de serie wedstrijden om de Diamond League. Ze start bij negen van de dertien edities, wint vier keer (eenmaal de 100 en driemaal de 200 meter) en wordt vijf keer tweede (driemaal 100 en tweemaal 200). Ze wint het Diamond-Leagueklassement van de 200 meter en eindigt als tweede op de 100 meter. Van dominantie is geen sprake, ook niet op ‘haar’ 200 meter. Haar portemonnee wordt er wel door gespekt, want de atlete verdient bij elkaar zo’n 60.000 euro aan prijzengeld, plus als klassementswinnaar een diamant ter waarde van nog eens 60.000 euro. [1]
Gangbaarheid
- Het woord prijzengeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prijzengeld' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Henk Stouwdam 26 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.