potje
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
potje o dim. tant.
- een spel of ronde
- Dat werd al snel een potje knokken.
- een hoeveelheid geld
- Om dit akkevietje te bekostigen hebben we een speciaal potje.
Spreekwoorden
- Op ieder potje pas een dekseltje.
Iedereen vindt wel een partner.
Hyponiemen
- jampotje, jiffypotje, oefenpotje, pispotje, stekpotje, turfpotje, vetpotje
Gangbaarheid
- Het woord potje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'potje' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.