possessief
Nederlands
Woordafbreking
- pos·ses·sief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bezittelijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- afgeleid van possessie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | possessief | possessieven |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | possessief | possessiever | possessiefst |
verbogen | possessieve | possessievere | possessiefste |
partitief | possessiefs | possessievers | - |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord possessief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'possessief' herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "possessief" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- possessief op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.