pons
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
pons m
- (werktuigbouwkunde) (gereedschap) instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
Hyponiemen
- centerpons, coupon, kettingpons, klinkpons, schroefpons, slingerpons
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ponsen |
pons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Ik pons.
- gebiedende wijs van ponsen
- Pons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Pons je?
Gangbaarheid
- Het woord pons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pons' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.