pons

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pons
enkelvoud meervoud
naamwoord pons ponsen
verkleinwoord ponsje ponsjes

Zelfstandig naamwoord

pons m

  1. (werktuigbouwkunde) (gereedschap) instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • ponsetiket
  • ponseuse
  • ponsfout
  • ponsgat
  • ponsstrook
  • ponssysteem
  • ponstypist
  • ponstypiste
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ponsen

pons

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
    • Ik pons. 
  2. gebiedende wijs van ponsen
    • Pons! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
    • Pons je? 

Gangbaarheid

  • Het woord pons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.