poncho
Nederlands
Woordafbreking
- pon·cho
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘cape’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- van het Spaans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poncho | poncho's |
verkleinwoord | ponchootje | ponchootjes |
Zelfstandig naamwoord
poncho m
- (kleding) een van origine Zuid-Amerikaans kledingstuk dat bestaat uit een rechthoekige doek met in het midden een gat om het hoofd door te steken
- (kleding) regencape met een capuchon
- Er zijn ook regenponcho's speciaal voor op de fiets. Deze hebben een grote voorflap om aan het stuur vast te maken, een kleine achterflap voor op de rug en een capuchon voor op het hoofd
Gangbaarheid
- Het woord poncho staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poncho' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.