polsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pol·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘peilen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1410 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
polsen
polste
gepolst
zwak -t volledig

Werkwoord

polsen

  1. overgankelijk iemand vragen naar zijn mening, interesse voor iets
    • Voor de functie van voorzitter polste de gemeente de oud-politicus. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

polsen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pols

Gangbaarheid

  • Het woord polsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.