probe

[1] A space probe
[3] Using a test probe

Engels

enkelvoud meervoud
probe probes

Zelfstandig naamwoord

probe

  1. sonde
  1. «They just sent a probe to Jupiter.»
    Ze hebben zojuist een sonde naar Jupiter gestuurd.
  2. onderzoek
  1. «They launched a probe to investigate allegations of bribery.»
    Ze startten een onderzoek aangaande de beweerde omkoperij.
  2. (natuurkunde), (elektronica) de testpen, meetstift of meetkop van een (elektronisch) meetapparaat
  1. «A test lead with a high frequency test probe. »
    Een meetsnoer met een meetkop voor hoge frequenties.
vervoeging
onbepaalde wijs to probe
he/she/it probes
verleden tijd probed
voltooid
deelwoord
probed
onvoltooid
deelwoord
probing
gebiedende wijs probe

Werkwoord

probe

  1. overgankelijk aan een steekproef onderwerpen, onderzoeken, meten
  1. «This device probes both the oxygen and the carbon dioxide levels.»
    Dit apparaat meet zowel het zuurstof- als het kooldioxideniveau.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.