peilen

Niet te verwarren met: pijlen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
peilenpeilend
peilinggepeild
-peilbaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • pei·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peilen
peilde
gepeild
zwak -d volledig

Werkwoord

peilen

  1. overgankelijk, (scheepvaart) de waterdiepte bepalen
    • En de stuurman van dat schip
      deed niets anders dan peilen
      omdat hij was begaan
      dat zijn scheepje zou vergaan.[1]
       
  1. overgankelijk, (figuurlijk) onderzoeken wat mensen vinden of voelen
    • In het laatste opinieonderzoek werd dat niet gepeild. 
Gelijkklinkende woorden
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

peilen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord peil

Gangbaarheid

  • Het woord peilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Lied van de Lutine
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.