pol
Nederlands
Woordafbreking
- pol
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘graspol’ voor het eerst aangetroffen in 1764 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pol | pollen |
verkleinwoord | polletje | polletjes |
Hyponiemen
- graspol, zandpol
Gangbaarheid
- Het woord pol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pol' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "pol" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- pol op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.