poetser

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poet·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van poetsen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord poetser poetsers
verkleinwoord poetsertje poetsertjes

Zelfstandig naamwoord

poetser m [1]

  1. (beroep) iemand die schoonmaakt
    • Bij ons thuis ben ik de echte poetser die bij elk vuiltje direct de stofzuiger pakt. 
    • Weer verbaast de gewone poetslipvis, Labroides dimidiatus. Het kleine zeevisje is bekend van zijn servicestations waar allerlei vissen langskomen om vuil en parasieten te laten verwijderen uit hun bek en van hun kieuwen. Ook geven poetsvisjes massages met strelende vinnen. Bij stations met rijen wachtenden doet de poetser minder aan klantenbinding. Dan neemt hij tijdens het poetsen soms hapjes slijmvlies of kieuw. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • laarzenpoetser, lampenpoetser, plafondpoetser, plafonpoetser, schoenenpoetser, schoenpoetser, stangenpoetser, stratenpoetser

Gangbaarheid

  • Het woord poetser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frans van der Helm 13 juni 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.