ploeger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ploe·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling ploegen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord ploeger ploegers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ploeger m [1]

  1. (landbouw) (beroep) iemand die het land met een ploeg bewerkt
    • Hij zag in navolging van Vincent van Gogh schilders als ploegers. 'Wie ploegt, maakt nieuw leven en groei mogelijk.' [2] 
    • Ook De Ploeger van Museum Helmond is tot Gouden Pronkstuk uitgeroepen. Het beeld van de Belg Constantin Meunier komt als 12 meter hoge replica in goudkleurig piepschuim in het centrum van Helmond. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ploeger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.