pleisteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pleis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘de reis onderbreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1647 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pleisteren
pleisterde
gepleisterd
zwak -d volledig

Werkwoord

pleisteren

  1. inergatief, (formeel) een reis onderbreken om te rusten en te eten
    • Ze vonden dat het tijd werd om even te gaan pleisteren. 
  1. overgankelijk iets met kalkspecie of gips bestrijken
    • De opdracht was om dat binnen 15 minuten te pleisteren. 
  1. overgankelijk pleisters leggen op iets
    • Ik moest de vloer pleisteren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pleisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.