pleisteren
Nederlands
Woordafbreking
- pleis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘de reis onderbreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1647 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pleisteren |
pleisterde |
gepleisterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pleisteren
- inergatief, (formeel) een reis onderbreken om te rusten en te eten
- Ze vonden dat het tijd werd om even te gaan pleisteren.
- overgankelijk iets met kalkspecie of gips bestrijken
- De opdracht was om dat binnen 15 minuten te pleisteren.
- overgankelijk pleisters leggen op iets
- Ik moest de vloer pleisteren.
Vertalingen
2. iets met kalkspecie of gips bestrijken
Gangbaarheid
- Het woord pleisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pleisteren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.