plastiek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plas·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boetseerkunst’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plastiek plastieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

plastiek v [3]

  1. (kunst) boetseerkunst, beeldhouwkunst
  2. (kunst) licht- en schaduwwerking in de schilderkunst
  3. (kunst) voorwerp van plastische kunst
  4. (medisch) het veranderen van de vorm van iets in of aan het lichaam bijv. d.m.v. plastische chirurgie

plastiek o [4]

  1. plastic


Hyponiemen
  • organoplastiek
  • osteoplastiek
  • paalplastiek
  • parallelplastiek
  • rhinoplastiek
  • schrootplastiek
  • thiersch-plastiek
  • thoracoplastiek
  • volumeplastiek
  • wasplastiek
Afgeleide begrippen
  • plastiekartikel, plastiekfabriek, plastieklak, plastieklijm, plastiekwerker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord plastiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
plastieken

plastiek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
    • Ik plastiek. 
  2. gebiedende wijs van plastieken
    • Plastiek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
    • Plastiek je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.