plastic
![](../I/m/Plastic_objects.jpg)
Voorwerpen gemaakt van plastic.
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: plastic (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /'plɛstɪk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /'plɑstik/ ~ /plɑs'tik/
Woordafbreking
- plas·tic
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- Ontleend aan het Engelse plastic.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plastic | plastics |
verkleinwoord | plasticje | plasticjes |
Zelfstandig naamwoord
plastic o
- oorspronkelijk: plastisch vervormbare polymere kunststof, in uitgebreidere zin op alle polymeren toegepast
- Die bloemen zijn nep, ze zijn van plastic.
Synoniemen
- (Belgisch- en Limburgs-Nederlands) plastiek
Bijvoeglijk naamwoord
plastic
- van plastic gemaakt
- Ze zit toch niet met een plastic lepeltje te eten?
Gangbaarheid
- Het woord plastic staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plastic' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.