pijnigen
Nederlands
Woordafbreking
- pij·ni·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘folteren’ voor het eerst aangetroffen in 1434 [1]
- Afgeleid van pijn met het achtervoegsel -ig
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pijnigen |
pijnigde |
gepijnigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pijnigen
- overgankelijk het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand; martelen
- De ondervragers pijnigden hun slachtoffer met genoegen.
Vertalingen
1. het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand
Gangbaarheid
- Het woord pijnigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pijnigen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.