pijler

Niet te verwarren met: peiler

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pij·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘steunpilaar’ voor het eerst aangetroffen in 1430 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pijler pijlers
verkleinwoord pijlertje pijlertjes

Zelfstandig naamwoord

pijler m

  1. zuil, pilaar
    • Dat zijn de pijlers waarop de brug komt te rusten. 
Gelijkklinkende woorden
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • pijlerafstand, pijlerbasiliek, pijlerbouw, pijlerbrug, pijlerdam, pijlerfundering, pijlerkap, pijlerproductie, pijlerverband, pijlervervoer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pijler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.