piep
Nederlands
Woordafbreking
- piep
Zelfstandig naamwoord
- een piepend geluid
stellend | |
---|---|
onverbogen | piep |
verbogen | (alleen predicaat) |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Tussenwerpsel
piep
- het geluid van sommige kleine diertjes
Hyponiemen
- hieperdepiep, horlepiep
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
piepen |
piep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepen
- Ik piep.
- gebiedende wijs van piepen
- Piep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepen
- Piep je?
Gangbaarheid
- Het woord piep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'piep' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.