pieperig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pie·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen pieperigpieperigerpieperigst
verbogen pieperigepieperigerepieperigste
partitief pieperigspieperigers-

Bijvoeglijk naamwoord

pieperig

  1. van een stemgeluid dat het zacht, zwak, bang en piepend klinkt
    • ‘Ja maar,’ zegt Jan-Willem, ‘dat geld is niet van mij.’ Zijn stem klinkt een beetje pieperig. [2] 
    • ‘Dat geldt voor adel,’ liet zich een fijn pieperig stemmetje hooren, ‘en mijn neef, Zijne Doorluchtigheid de Kardinaal Adriaan, zeide eens....’ [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord pieperig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. pieperig op website: Etymologiebank.nl
  2. DBNL (2001) – Guus Kuijer Met de poppen gooien
  3. DBNL (1840) – A.L.G. Bosboom-Toussaint Het huis Lauernesse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.