picknick
![](../I/m/Picnic_in_Kincardine%2C_Ontario.jpg)
Een picknick.
Nederlands
Woordafbreking
- pick·nick
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd in de open lucht’ voor het eerst aangetroffen in 1893 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | picknick | picknicks |
verkleinwoord | picknickje | picknickjes |
Zelfstandig naamwoord
picknick m
- (voeding) een maaltijd in de vrije natuur
- We hebben daar met dat heerlijke weer een picknick gehouden.
Afgeleide begrippen
- picknickbank, picknicken, picknickkoffer, picknickmand, picknickpartij, picknickplaats, picknickplek, picknickset, picknicktafel, picknickweer
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
picknicken |
picknick
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van picknicken
- Ik picknick.
- gebiedende wijs van picknicken
- Picknick!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van picknicken
- Picknick je?
Gangbaarheid
- Het woord picknick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'picknick' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.