personage
Nederlands
Woordafbreking
- per·so·na·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rol in een toneelstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1501 [1]
- afgeleid van het Franse personnage (met het achtervoegsel -age) [2]
- afgeleid van persoon met het achtervoegsel -age [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | personage | personages |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
personage v of o
- (kunst) een fictieve persoon in een verhaal, boek, toneelstuk e.d.
- De personages in zijn boeken zijn werkelijk levensecht te noemen.
Hyponiemen
- filmpersonage, hoofdpersonage, nevenpersonage, poppenkastpersonage, regeringspersonage, romanpersonage, titelpersonage
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord personage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'personage' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.