persdienst

Nederlands

logo van het ANP de nederlandse persdienst
Uitspraak
Woordafbreking
  • pers·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord persdienst persdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

persdienst m [1]

  1. een organisatie die dagbladen, radio- en televisiezenders en andere media (meestal) dagelijks van nationaal en internationaal nieuws voorziet
  2. landelijke redactie van de lokale kranten van het Wegener concern
    • De Hogesnelheidslijn-Zuid tussen Schiphol en de Belgische grens moet de komende jaren voor miljoenen euro's worden gerepareerd. Op sommige plekken verschuift het spoor en groeit er te veel mos op de betonnen delen onder de rails. Dat valt te lezen in de regionale dagbladen van de Persdienst.[2] 
    • Een woordvoerster van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft berichtgeving daarover in regionale kranten van De Persdienst bevestigd. Het besluit om te stoppen met de sirenes is eind vorig jaar al genomen door toenmalig minister Ivo Opstelten. Hij heeft het voorgelegd aan de voorzitters van de veiligheidsregio's, die nu bekijken hoe snel gestopt kan worden. Mogelijk is dat per eind 2017.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord persdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.