pepper

[1]: Pepper.
Peper.

Engels

Naar frequentie	5127

Uitspraak

Geluid: pepper (VK) (hulp, bestand)
IPA: /ˈpɛpə/

enkelvoud	meervoud
pepper	peppers

Zelfstandig naamwoord

pepper

(fruit), (voeding) peper
(fruit), (voeding) paprika

Afgeleide begrippen

lemon pepper

Noors

Uitspraak

Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
IPA: /ˡpepəɾ/

Woordafbreking

pep·per

Woordherkomst en -opbouw

Afkomstig van het Oudnoorse woord piparr.

Zelfstandig naamwoord

pepper o

(fruit), (voeding) peper

«Smak til med salt og pepper og oliven olje.»
Breng op smaak met zout, peper en olijfolie.

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	pepper	pepperen	-	-
genitief	peppers	pepperets	-	-

Afgeleide begrippen

pepperbøsse, pepperkake, pepperkvern, peppermynte, peppermyntesukkertøy, peppermø, peppernøtt, pepperrot, pepperrotsaus, pepperstek, peppersvenn

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.