peiger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  peiger    (hulp, bestand)
  • IPA: /'pɛɪxər/
  • Sofeer: peigər
Woordafbreking
  • pei·ger
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

peiger

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) dood, kapot
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
peigeren

peiger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peigeren
    • Ik peiger. 
  2. gebiedende wijs van peigeren
    • Peiger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peigeren
    • Peiger je? 

Gangbaarheid

  • Het woord 'peiger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.