parkeerplek
Nederlands
Woordafbreking
- par·keer·plek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van parkeer ww en plek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parkeerplek | parkeerplekken |
verkleinwoord | parkeerplekje | parkeerplekjes |
Zelfstandig naamwoord
parkeerplek v/m
- plaats waar je een auto kunt parkeren
- Uitslapen is in de stad onmogelijk, zegt hij. „In Antwerpen word ik om half zeven wakker omdat iemand een deur dichtklapt of het vuil op straat wordt opgehaald. Sinds ik op het platteland woon valt me pas op hoeveel geluiden er in de stad zijn. En een parkeerplek vinden in de stad is ook een crime. Maar nu klink ik als een ouwe zeur.” [1]
Gangbaarheid
- Het woord parkeerplek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'parkeerplek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Carlijn Vis 4 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.