pacificeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ci·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vrede herstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1550 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse pacifier of het Latijnse pacificare (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pacificeren
pacificeerde
gepacificeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

pacificeren

  1. tot vrede of tot rust brengen
    • Door de koppigheid van de tegenstanders was pacificeren schier onmogelijk. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pacificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.