paarseizoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paar·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paarseizoen paarseizoenen
verkleinwoord paarseizoentje paarseizoentjes

Zelfstandig naamwoord

paarseizoen o

  1. (dierkunde) (seksualiteit) seizoen waarin de dieren gaan paren
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'paarseizoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.