overtreder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·tre·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overtreder overtreders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

overtreder m [1]

  1. iemand de de grenzen door de wet gesteld over gaat
    • De overtreder reed 120 km op een weg waar men maar 80 mocht rijden. 
    • Roumen zegt dat gemeenten bij „notoire overtreders” van de wet nog steeds kunnen ingrijpen. Dat regelt het convenant expliciet, benadrukt hij: na drie of vier geslaagde aankopen door de mysterykids kan de gemeente besluiten de betrokken ondernemer uit de overeenkomst te schrappen. [2] 
  1. iemand die de spelregels van een spel tijdens het spelen van het spel niet volgt
    • Na een derde grove overtreding kreeg de overtreder een rode kaart en moest het voetbalveld verlaten. 
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord overtreder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ingmar Vriesema 21 december 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.