overblijf
Nederlands
Woordafbreking
- over·blijf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overblijf | |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
overblijf v m
- kinderopvang op school tussen de ochtend- en middaglessen
- De moeder van Kaspar hielp altijd op de overblijf
Afgeleide begrippen
- overblijfkracht, overblijflokaal, overblijfmoeder, overblijfregeling, overblijfruimte
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overblijven |
overblijf
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overblijven
- ... dat ik overblijf.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.