oren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oren    (hulp, bestand)
  • IPA: /oːrən/
Woordafbreking
  • oren
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord] oor met de uitgang -en
  • [werkwoord] herkomst: Jiddisj [1]

Zelfstandig naamwoord

oren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord oor
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oren
oorde
geoord
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

oren

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) bidden

Gangbaarheid

  • Het woord oren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
orar

oren

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van orar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van orar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.