optioneel
Nederlands
Woordafbreking
- op·ti·o·neel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘de keus latend’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- afgeleid van optie met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | optioneel | optioneler | optioneelst |
verbogen | optionele | optionelere | optioneelste |
partitief | optioneels | optionelers | - |
Gangbaarheid
- Het woord optioneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'optioneel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.