facultatief
Nederlands
Woordafbreking
- fa·cul·ta·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aan eigen verkiezing overlatend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | facultatief | facultatiever | facultatiefst |
verbogen | facultatieve | facultatievere | facultatiefste |
partitief | facultatiefs | facultatievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
facultatief
- onverplicht of vrijwillig
- Hij doet al jaren facultatief werk bij het dierenasiel.
Vertalingen
1. onverplicht of vrijwillig
Gangbaarheid
- Het woord facultatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'facultatief' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.