opsmeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·sme·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opsmeren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opsmeren
smeerde op
opgesmeerd
zwak -d volledig
  1. iets (met name een vette substantie) over een oppervlak aanbrengen; smerend aanbrengen
    • Eén van de voorstemmers, het vaak fietsende gemeenteraadslid Ed Harrison, zei dat het vreemde rijgedrag van mensen wordt veroorzaakt door bellen in de auto. 'Het zijn niet de mensen die aan het eten zijn, hun haar kammen of lippenstift opsmeren. Het zijn mensen die aan het telefoneren zijn die mij niet zien als ik aan het fietsen ben.' [2] 
    • Voor mensen die liever aan de keukentafel hun broodje opsmeren, heeft Jan ook een oplossing. ,,Het ijs is in literbakken te koop", zegt hij lachend. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord opsmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.