opfriscursus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·fris·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opfriscursus opfriscursussen
verkleinwoord opfriscursusje opfriscursusjes

Zelfstandig naamwoord

opfriscursus m

  1. vervolgcursus waarbij eerder opgedane kennis en vaardigheden herhaalt wordt zodat je deze kennis en vaardigheden weer paraat hebt en up-to-date is
    • Nieuwe strooiroutes worden doorgenomen, chauffeurs opgeleid en voor de huidige chauffeurs is er een opfriscursus. Op 1 oktober moet de dienst alles op orde hebben en 'winterklaar'zijn. Als het vriest en sneeuwt wil Rijkswaterstaat binnen twee uur op het hele landelijke wegennet strooien; 3200 kilometer, inclusief op- en afritten.[1] 
    • Om zijn kennis niet te laten verwateren, deed Ryan maandag een opfriscursus. "Gericht op baby- en peuterreanimatie", vertelt de veertigjarige acteur die samen met Blake Lively twee kinderen heeft. "Het duurt maar een paar uur en het is ook nog best leuk."[2] 
    • Zaterdag verzamelen tientallen expats in de Centrale Bibliotheek in Den Haag waar ze een opfriscursus Nederlands krijgen.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opfriscursus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 23 sep. 2017
  2. de Telegraaf 07 jul. 2017
  3. de Telegraaf 01 jul. 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.