ootmoed

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oot·moed
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nederigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1265-1270 [1]
  • samenstelling van  oot   en  moed   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ootmoed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ootmoed m [3]

  1. (onderworpen) nederigheid
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ootmoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.