ootmoed
Nederlands
Woordafbreking
- oot·moed
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nederigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1265-1270 [1]
- samenstelling van oot en moed [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ootmoed | - |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord ootmoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ootmoed' herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.