ontfutselen
Nederlands
Woordafbreking
- ont·fut·se·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘listig ontnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1618 [1]
- Afgeleid van futselen met het voorvoegsel ont-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontfutselen |
ontfutselde |
ontfutseld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ontfutselen
- overgankelijk iemand iets afhandig maken
- Voor het het wist was hem dat ontfutseld.
Vertalingen
1. iemand iets afhandig maken
Gangbaarheid
- Het woord ontfutselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontfutselen' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.