ogief
Nederlands
![](../I/m/Ogee-shaped_arch.svg.png)
Woordafbreking
- ogief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spitsboog’ voor het eerst aangetroffen in 1440 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ogief | ogieven |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord ogief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ogief' herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.