nylon

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ny·lon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunststof’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
  • met het achtervoegsel -on [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nylon nylons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nylon m / o [3] [4]

  1. (scheikunde) tot de polyamiden behorende synthetische thermoplastische uit vezels bestaande kunststof
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

nylon

  1. gemaakt van nylon [5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nylon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.