noviteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘nieuwigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
  • afgeleid van het Latijnse novitas met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord noviteit noviteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

noviteit v [3]

  1. nieuwigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord noviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.