nivelleren

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
nivellerennivellerend
nivellering-
Uitspraak
Woordafbreking
  • ni·vel·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op één peil brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
  • afgeleid van het Franse niveler met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nivelleren
nivelleerde
genivelleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

nivelleren

  1. overgankelijk gelijk maken, op gelijk niveau brengen
    • Smokkelen nivelleert de kunstmatige prijsverschillen. 
    • U moet de omgewoelde grond nivelleren en goed aandrukken. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nivelleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.