netelig
Nederlands
Woordafbreking
- ne·te·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lastig’ voor het eerst aangetroffen in 1732 [1]
- afgeleid van netel met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | netelig | neteliger | neteligst |
verbogen | netelige | neteligere | neteligste |
partitief | neteligs | neteligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
netelig
- Het wangedrag van de kroonprins bleef een netelige kwestie in de buitenlandse verhoudingen.
Gangbaarheid
- Het woord netelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'netelig' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.