netelig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·te·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lastig’ voor het eerst aangetroffen in 1732 [1]
  • afgeleid van netel met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen neteligneteligerneteligst
verbogen neteligeneteligereneteligste
partitief neteligsneteligers-

Bijvoeglijk naamwoord

netelig

  1. moeilijk, hachelijk, pijnlijk, heikel
    • Het wangedrag van de kroonprins bleef een netelige kwestie in de buitenlandse verhoudingen. 

Gangbaarheid

  • Het woord netelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.