nepotisme
Nederlands
Woordafbreking
- ne·po·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘begunstiging van familieleden met baantjes en goederen’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
- Ontleend aan het Franse népotisme en daarvoor van 'nepote' (neef) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nepotisme | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
nepotisme o
- onrechtmatige begunstiging van verwanten of vriendjes bij het vergeven van posten
- Paus Johannes XXII bezondigde zich schaamteloos aan nepotisme, door schenkingen en kerkelijke ambten aan vrienden en verwanten toe te kennen
Synoniemen
- vriendjespolitiek
- familiebegunstiging
Verwante begrippen
- nepotist
- kardinaal-nepoot
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nepotisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nepotisme' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Nederlandse nepotisme.
Maleis
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Engelse nepotism.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.