napraat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·praat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord napraat -
verkleinwoord napraatje napraatjes

Zelfstandig naamwoord

napraat m

  1. het napraten

Werkwoord

vervoeging van
napraten

napraat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat ik napraat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat jij napraat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat hij napraat. 

Gangbaarheid

  • Het woord napraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.