mosterdzaad
Nederlands
Woordafbreking
- mos·terd·zaad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mosterd zn en zaad zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mosterdzaad | mosterdzaden |
verkleinwoord | mosterdzaadje | mosterdzaadjes |
Zelfstandig naamwoord
mosterdzaad o [2]
- (plantkunde) (voeding) de zaadjes van de mosterdplant
- Ik kon er smakelijk mee lachen, want ik had pas een meer dan preventieve dosis troostkost naar binnen gelepeld. Bietjescurry met veel mosterdzaad en yoghurt, zoetzure spicy pompoen, rokerige aubergines, rijst uit de oven en een restje kokossoep, allemaal op één tafel. Deelnemers van de challenge mogen het zuinigjes uitsmeren op een volkoren wrap.[3]
- Want nogmaals: zout zit er niet uit, al is dit een typisch Twentse exportproduct. Wat er wel in dit souvenir zit is mosterdzaad, basterdsuiker, geelwortel, peper, azijn en water. Bye bye mosterdstadje Doesburg, Abraham haalt 'm voortaan uit Boekelo. Of Haaksbergen, daar is-ie ook te koop. [4]
Gangbaarheid
- Het woord mosterdzaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- mosterdzaad op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard ZATERDAG 18 FEBRUARI 2017
- Tubantia Martin Ruesink 09-08-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.