moslim
Nederlands
Woordafbreking
- mos·lim
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘aanhanger van de islam’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Afkomstig van het Arabische moeslim (iemand die zich overgeeft) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | moslim | moslims |
verkleinwoord | moslimmetje | moslimmetjes |
Hyponiemen
- ex-moslim
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een geloofsaanhanger van de islam
Gangbaarheid
- Het woord moslim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'moslim' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.