module
Nederlands
Woordafbreking
- mo·du·le
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | module | modulen modules |
verkleinwoord | moduletje moduultje |
moduletjes moduultjes |
Zelfstandig naamwoord
module v/m
Hyponiemen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord module staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'module' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
modular |
module
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van modular
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van modular
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van modular
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.