modelbouw
Nederlands
Woordafbreking
- mo·del·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van model en bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | modelbouw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
modelbouw m
- het maken van schaalmodellen
- De modelbouwhobbyist had een heel dorpje gebouwd bij zijn modelspoorbaan.
- Veel voorbijgangers blijven bij Harold van der Hoeff (62) uit Utrecht voor het raam staan om het landschap te bewonderen. Hij bouwt dit kerstlandschap sinds een jaar of negen op met zijn neefje Tonnie. Alle eer gaat dit jaar naar hem, geeft hij toe. Hij vertelt er niet veel over, behalve dat 'gewoon leuk is met kerst' net als de modelbouw en met 'het treintje spelen'. [1]
Gangbaarheid
- Het woord modelbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'modelbouw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC 19 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.