migreren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘trekken’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse migrer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
migreren
migreerde
gemigreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

migreren [3]

  1. ergatief trekken, verhuizen, zich verplaatsen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord migreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.