migreerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·greer·de

Werkwoord

vervoeging van
migreren

migreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van migreren
    • Ik migreerde. 
    • Jij migreerde. 
    • Hij, zij, het migreerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.